dinsdag 9 maart 2010

Met Maryono Naar Sumba (deel 4)


Waikabubak was nog bijna een uur rijden, tel daar nog een kwartiertje bij voor het zoeken naar een hotel en eindelijk had ik dan een kamer voor mij alleen. Nadat ik de chauffeurs had betaald voor hun lange niet slechte rijkunsten, merkte ik goed hoe zwaar de afgelopen dagen waren geweest, weinig geslapen, slecht gegeten en zeer weinig op mijn eigen geweest. Vooral dat gedoe met die mensen om mij heen, dat wordt mij wel eens te veel. Dat is ook een van de redenen waarom wij niet meer in Yogya wonen, maar een huisje ergens tussen Yogya en Bantul huren, al begint de drukte hier ook langzaam op te rukken. Toen wij terug in Nederland kwamen hebben wij gelijk een huisje ergens diep in de Zeeuwse polders gekocht, zodat we van het ene rustig plekje (de Zeeuwse polder) naar het ander rustig plekje (kampung Bantul) kunnen gaan.

Het hotel waar ik terecht was gekomen hotel Manadang was lang niet slecht, ben snel gaan douchen schone kleren aangetrokken en omdat het hotel ook nog een klein restaurantje had ben ik gaan kijken of ik nog wat te eten kon krijgen. Een nasi goreng was geen probleem en nadat ik een fles bintang uit de koelkast had gehaald, op had geschreven wat ik had genomen, afrekenen doe je later wel want moeilijk zijn ze hier niet. Ben ik voor de tv met schotelantenne gaan hangen, flesje bier in de hand en bord nasi op mijn schoot heb ik genoten van de rust, het bleek namelijk dat ik de enige was in het hotel. Het flesje bier zakte al snel naar mijn benen, maar het smaakte bijzondere goed zodat ik er nog maar eentje heb genomen. Rond 10 uur ben ik naar mijn kamer gegaan, morgen zou ik gaan zien waar ik terecht was gekomen.

Bonke, bonke, bonke en geklop op de deur, mas bangun sudah jam 7, mijn reisgenote bleek al vroeg op pad te zijn, want zij was het die me wakker had gemaakt. Leuk dacht ik, moet nog wakker worden en ze staan al weer voor de deur. Nadat ik snel onder de douche ben gaan staan, mijn reisgenote alvast een bak koffie ging halen hoorde ik het in de verte alweer onweren.
Nadat we onze koffie hadden opgedronken en een nasi goreng had gegeten gingen we op pad om ergens een motor te gaan regelen. Waikabubak is een klein dorpje van zo’n 12000 bewoners in het dorpje zelf is niet veel te zien er zijn wat hotelletjes, losmen warung, kerk, school een en een erg verroeste (dakplaten) moskee. Wat me opviel is dat niet alleen hier maar ook in veel andere NTB en NTT stadjes veel van de “middenstand” in handen is van de “Indonesische Chinees”.

De Islam heeft met moeite een voet aan de grond gekregen op Sumba en de moslims die er rondlopen hebben het niet makkelijker daar. Die avond vertelde een neef van mijn reisgenote dat moslims s’avonds niet buiten moeten komen of anders, waarna hij met zijn machette een snijbeweging langs zijn keel maakte.
De omgeving van Waikabubak heeft echter vele tradionele dorpjes veel natuurschoon en daar was ik tenslotte voor gekomen. Nadat we na een tijdje een reisbureautje, eigenaar orang Jawa vonden, die ook nog eens motors verhuurden tegen een zeer redelijke prijs voor deze uithoek (RP50000), heb ik nog een tijdje met deze man zitten praten en dan komt er toch automatisch een vraag in me op, waarom die Javanen buiten Java veel actiever en socialer zijn dan op Java zelf?

Ik had een motor, benzinetank was gevuld en met een paar goede tips van het reisbureautje konden op weg, er zijn verschillende tradionele kampungs in Waikububak vandaag gingen we dus de omgeving verkennen. Hier zo op terugkijkend schaam ik me eigen waarom ik niet lekker ben gaan wandelen naar de verschillende kampung², waarschijnlijk was ik al besmet met de nationale Indonesische “ de waarom te voet als je ook een motor hebt” ziekte.
Ons eerste kampung lag op een heuvel, verschillende houten huisjes op stelten, met strooien dakje, veel honden, met in het midden van het dorpje een enorme graftombe. Als ik door zo’n dorpje wandel voel ik mij eigen op een of ander manier altijd een indringer, ik weet ook niet of het wel zo gewaardeerd wordt als er een grote witte man door hun dorpje loopt en hun huizen binnengluurd. Maar na verloop van tijd is er altijd wel een vriendelijk en zeer nieuwsgierige mens die je uitnodigt voor een bakje thee en tevens mijn eerste ontmoeting met het betelnoot kauwen. Mijn reiisgenote had me hier al voor gewaarschuwd, want terwijl de jongere generatie die traditie langzaam aan het afzweren is, zijn er nog hele volksstammen die die rommel wel kauwen. Die rommel zoals ik het oneerbieding noem is een belangrijk onderdeel van het sociale Sumba leven, het wordt ook niet erg gewaardeerd als je dit niet aanneemt. Dus ik zat daar voor een huisje onder een afdakje, de regen kwam ondertussen alweer met een bakken uit de lucht, voor het eerst betelnoot te kauwen. Die betelnoot bestaat uit een de noot opgevouwen in een groen blaadje, die je dan met wat kalk in je mond stopt. Ik zal niet zeggen dat het geweldig is, maar echt vies is nu ook weer niet je moet alleen zorgen dat je dat spul niet doorslikt. Na enige moet je dat speeksel wat ontstaat door het kauwen kwijt en dat is niet echt makkelijk, doet me denken aan de tandarts na het vullen van een kies, het kwijl komt langs je kin naar beneden gedropen. Na een uurtje onder dat afdakje te hebben gezeten, ik was blij dat mijn reisgenote er bij was om alle vragen die zij stelde naar verstaanbaar Bahasa Indonesia te vertalen, werd het weer wat droger, tijd om te weer te vertrekken. Het pad via waar wij in het dorpje waren geraakt was veranderd in een grote modderpoel naar wat geklungel en geglij waren we terug in Waikabubak en het werd tijd om wat te eten en was al weer een eind in de middag. We vonden een Chinees restaurantje waar we op ons gemak hebben gegeten. Na het eten reden via nog een kleine begraafplaats met van die enorme stenen platen terug naar het hotel.

Die avond zouden we naar haar neef gaan die binnenkort ging trouwen, maar daar moest nog een geschikte datum voor worden gevonden en dat zou vanavond bepaald gaan worden. Na het douchen en schone kleren te hebben aangetrokken zat ik nog even op het balkon van de tuin te genieten, naast ons hotel hoorde ik de moskee heel zacht (wat een verschil tegenover de rest van Indonesia) het avondgebed omroepen, totdat ik werd opgepikt. Het was een bemo die nog meer familieleden had opgepikt, zodat we met een heel gezelschap richting huis van de neef vertrokken wat helemaal niet ver bleek te zijn, want na 10 minuten stonden we daar al op de stoep. Toen ik uitstapte kreeg ik al een vaag vermoeden wat er te gebeuren stond wat kippen in een kooi , 2 kleine angstige varkens en een hond stonden aan een paal gebonden. Terwijl er een vuurtje werd gestookt door de mannelijke familieleden werd ik voorgesteld aan de neef wat een zeer geschikte gast bleek te zijn, had in Yogya gestudeerd maar was na het afstuderen terug naar Sumba gegaan. Na deze kennismaking gingen we naar buiten wat waarschijnlijk het “hoogtepunt” van de avond zou worden, het slachten van de varkens, hond en kippen. Varkens maakt erg veel lawaai als ze gestresst en bang zijn deze beesten waren hierop geen uitzondering en ik was blij dat na allerlei hokus pokus (ik weet bij god niet waar ze het over hadden) de keel onder veel belangstelling werd opengesneden zodat het snel voorbij was. Na dit gezien te hebben zijn we terug naar binnen gegaan op het eigelijke slachten zat ik niet te wachten, na verloop van tijd begon het dan ook erg te stinken omdat ze haren van de varkens aan het afbranden waren.

De avond werd erg gezellig, blijkbaar was de datum voor de trouwerij al bepaald dat heb ik in heel dat tumult niet meegekregen. Het geslachte vlees zou verdeelt worden en terwijl er honden door het huis liepen werd het eten op tafel gezet, nasi, groenten, sup, kip en een of ander lekker uitziend stoofpotje. Onder veel belangstelling kon ik natuurlijk als eerste opscheppen en het zag het heerlijk uit, alleen na al dat slachten van de beesten kreeg ik zo’n vaag vermoeden wat er voor vlees er voor dat stoofpotje gebruikt was en ja hoor toen we aan het eten waren, vroeg mijn reisgenote, “lekker?” Ik zei natuurlijk, “ja, alleen het vlees is wel wat taai” , “weet je wat voor vlees dit is?”, vroeg ze toen. Ik zei “het zal toch geen hondenvlees zijn” en jahoor dat was precies wat het was, vanaf s’middags lag dat vlees al in de pan te smoren maar nog steeds was het taai maar slecht smaakte het niet, dus ik heb nog maar eens opgeschept.
Na het eten bleven de ouders binnen en zijn wij met nog wat jonge lui naar buiten gegaan, gitaar mee, wat arak ( of een andere sterke drank), sigaretten, potje kaarten en zo hebben we daar de verdere avond doorgebracht wat zeer gezellig was. Het was al na twaalven dat ik licht aangeschoten naar hotel werd teruggebracht. Als dit Sumba is wil ik hier wel blijven, wat een gezellige boel alleen jammer van die pleurisregen die me hier schijnt te achtervolgen, enfin morgen weer een dag.


(bersambung)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten